Onder de indruk van het snelle succes van aardewerk, start Francois Boch – toen ijzersmid als ambacht – in 1748 een faïencerie in Audin-le-Tiche in Lorraine, welke grenst aan het uiterste zuiden van Luxemburg. Na het overlijden van Francois in 1754 gaan zijn zonen Jean-Francois en Dominique (1734) en Pierre-Joseph (1737) op zoek naar gekwalificeerde werknemers om de faiencerie uit te breiden. Vanaf 1755 komt Pierre Valet, eerder werkzaam in een oude faiencerie in Lagrange als aardewerkschilder, bij de Boch broers in dienst en leert hun de knepen van het vak. In 1756 trouwt Valet met de oudste Boch zus.
Later wordt Valet tewerk gesteld bij Lunéville en daarna Saint-Clément, waar hij de geheimen van beide faienceries bekend maakt aan de Boch broers. Vanuit Lunéville maakt hij onder andere kleurencomposities bekend en vanuit Saint-Clement (sinds 1752) communiceert hij de ontdekking van “la terre de pipe”, welke de basis zal vormen van het fijne aardewerk waar Boch voor bekend komt te staan vanaf 1764.
Op 8 november 1766 krijgen de Boch broers de toestemming om de allereerste faiencerie in Septfontaine-Luxemburg op te zetten, gedoopt “Fabrique Impériale et Royale” begin 1767. Zij verkochten hun producten al eerder op de mark van Luxembourg “schobermess” sinds 1762 en kenden de commerciele mogelijkheden. Op 1 april 1767 gaven de magistraten van Luxemburg Boch een boerderij te huur genaamd “Folie Grégoire”, gelokaliseerd in een vallei nabij Septfontaines met alle staatsland in de omgeving. De Boch-broers zetten zich meteen aan het werk. Naast de boerderij bevond zich een bos waar de fabrikanten hout mochten hakken voor het bakken van hun producten en bevonden zich bronnen van excellente rode aarde en klei die bleekte wanneer verhit.
Modernisering van het vakmanschap werpt zijn vruchten af
De Boch-broers zijn de eersten die het maken van faience volledig moderniseerden:
– Malen van grondstoffen met de handmolen werd vervangen door vermalen met hydraulische kracht: In 1768 maakten ze als eerste gebruik van een molens voor het stampen van de grondstoffen.
– Apart atelier voor de werknemers.
– Werknemers kregen een stabiele opleiding.
– In 1775 maakte men gebruik van een opslagplaats in Brussel waar minstens 1/4 van de producten werden gestokkeerd.
– In 1778 installeerden ze een oven die 5x zoveel kon produceren dan de eerste 3 oorspronkelijke ovens samen.
– Nieuwe opslagplaatsen werden geopend in Beamont en Fleurus.
– Producten werden verder verdeeld naar Frankrijk, Lorraine en Namur.
In 1785 kent de fabriek van Septfontaine inmiddels een stijging van driemaal de import tegenover 1769 door explosieve bekendheid van kwaliteit in Nederland. Later kopieerden Namur, Andenne en Nimy zonder pardon de vormen en decors die het succes van Septfontaines maakten. Toch bleef Boch “La Fabrique” (dé fabriek) van aardewerk. Zij blonken uit in verschillende onderdelen in vergelijking met andere fabrikanten die inspecteurs ten zeerste tevredenstelden:
– Het aantal werknemers
– De schoonheid en stabiliteit van de werken
– De omvang en de grootte van de gebouwen
– De orde en netheid die er toegepast werd
– Behuizing voor de werknemers nabij de fabriek die speciaal voor het gebouwd werden
– Eerlijk salaris die men kon opbouwen
– Leerlingen werden betaald van zodra men aan het werk ging in de fabriek, kregen naast hun professionele opleiding ook een stabiele algemene opvoeding
Ze werden een opvallend monument voor de aardewerkindustrie, waar werknemers en hun familie een waardig levensonderhoud vinden. Dit wordt uiteindelijk een van de meest waardige aspecten in de geschiedenis van Boch die hun verdere fortuin en prestige zullen voortzetten. Door alle jaren als gerespecteerde ambachtslieden, slaagden zij erin de productie van Septfontaines stabiel te houden met behoud van “schoonheid, kwaliteit en lage prijzen”. De bekendheid van de Boch broers breidt zich alleen maar uit. In 1787 verwerven ze heerschappij over Mittenthal, het terrein waar ze ook de gelijknamige fabriek opbouwen.
Gevolgen van de Franse revolutie
Vanaf 1790 beginnen de bestellingen te verminderen voor Boch door de Franse revolutie. Desondanks vermindert de productie van Boch niet, men wilde niet dat de werknemers weerhouden werden om hun brood te verdienen. Opslagplaatsen werden steeds meer overladen. In november 1794 overrompelden de revolutionaire troepen het eigendom van Luxemburg om er volledige blokkade op te zetten. De faiencerie en eigendommen van Boch werden bezet. In enkele dagen tijd werd alles wat door Boch werd opgebouwd plotseling vernietigd.
In 1795 begint Pierre-Joseph opnieuw met de opbouw van Septfontaines en blijft de enige eigenaar. Alles was te herstellen. Zelfs bekendheid en fortuin hernam als tevoren. Na de revolutie was de economie erg veranderd. De aankoopkracht van het publiek was sterk verminderd. Door de vernietiging van de grenscontroles was er minder export. Zo moest Boch op zoek naar een manier om in extreme wijze de uitgaven te verminderen voor productie. Om kwaliteit en eerlijkheid te behouden koos Boch voor de meest simpele stijl: de vorm Louis XVI, afgerond of rechthoekig, gedecoreerd in relief of met guirlandes. Het was ook de productie die de handelaren bleven vragen. Uitzonderlijk was, het publiek bleef vragen naar simpele smaken “a la antique” met kale vormen. Zo bleef de productie uitsluitend in witte werken of wit met kleine blauwe guirlandes op de rand.
De nieuwe doorstart
In 1806 stuurt Pierre-Joseph zijn oudste zoon naar Parijs voor een opleiding in natuurkunde en chemie van de bekende chemist Vauquelin. Even ondernemend als zijn vader en na terugkeer van zijn opleiding, sticht Jean-Francois de fabriek in Mettlach sur la Sarre in 1809. De fabriek kent in korte tijd ook gigantische bekendheid. Dankzij zijn opleiding kon Jean-Francois op zijn beurt weer de methodes van de productie moderniseren, waar ook de fabriek van Septfontaines de vruchten van plukt.
Tijdens zijn opstart in Mettlach maakt Jean-Francois kennis met Nicolas Villeroy die in Vaudrevange, 50 km van Mettlach vlakbij de Saar ook een fabriek in keramiek bezit sinds 1789. Gedurende een 20-tal jaar werken beide eigenaren als partners met elkaar.
Het moederbedrijf in Septfontaines verwerft weer 150 nieuwe werknemers en blijft groeien tot in 1816. In die periode werden de toeslagen voor export van aardewerk naar Frankrijk, Nederland en Pruisen verhoogd. Dit zorgde voor een vermindering van productie voor 1/3 tegen 1818. Pierre-Joseph overlijdt in hetzelfde jaar (1818) en zoon Jean-Francois krijgt de directie over Septfontaines. De verkooppunten in Nederland en Frankrijk gingen verloren, zo bleef enkel nog de markt van Belgie over, die al die tijd de meest belangrijke was.
– 1820: expositie Gent – presentatie van courante marchandise, verdient zilveren medaille. Faiencerie Andenne komt met een decor imprimé uitgevonden door Engelsen waar de klanten gek op waren. JF slaagt niet in deze wijze van decoratie tot in 1822.
– 1825: expositie Haarlem – presentatie van zwarte of blauwe impressies, verdient zilveren medaille.
– 1830: expositie Brussel – ondoorzichtige porseleinen objecten en fijn geel faience, innovatieve technieken en borden gedecoreerd met landschappen of rozen, verdient gouden medaille.
– 1835: expositie Brussel – presentatie van extraordinaire nieuwe genres: decor Manila, bouquets, chinese dessins, jagers, landschappen, in zwart, bruin of groen of een combinatie van de 3 kleuren.
Nieuw grondgebied voor Boch
In 1836 vindt uiteindelijke de fusie “Villeroy & Boch” plaats. Hieronder vallen de fabrieken van Mettlach en Vaudrevange. In 1842 werd deze bond versterkt door het huwelijk van Jean-Francois’ zoon Eugen Boch en Nicolas’ kleindochter Octavie Villeroy.
In 1839 komt door het Verdrag van Londen de opzetting van de grenzen tussen Belgie en Luxemburg en moest Septfontaines de deuren sluiten. De wet van het voordeel is Boch echter weer gunstig en kan Jean-Francois in samenwerking met Baron Nothomb in 1841 een fabriek openen in Saint-Vaast. De fabriek krijgt de naam Keramis onder Boch Frères S.A. De regio is erg interessant vanwege de rijkdom aan steenkool die houtskool uiteindelijk zal vervangen in de productie en was op verschillende niveaus de ideale locatie voor de nieuwe productie van Boch:
– De rotonde aan het station was een belangrijk knooppunt naar verschillende connecties
– Het kanaal tussen Charleroi – Bruxelles
– De Oostenrijkse hoofdweg
– De treinverbinding tussen Mons en Manage
In 1850 neemt Boch de fabriek van Doornik “Manufacture de Porcelaine et de Faience à Tournai” over. Later wordt in 1891 de productie stopgezet.
Vanaf 1855 wordt de fabriek in Septfontaines ook onderdeel van het merk Villeroy en Boch.
In 1856 wordt een nieuw onderdeel geopend in Dresden, waar voornamelijk de productie van fijn aardewerk word overgenomen en fungeert als hoofd locatie voor de export naar Noord- en Oost-Europa.
Om de inhuldiging van Saint Vaast naar La Louvière te vieren in 1869, begint Boch Frères ook de productie onder Boch La Louvière. De productie in La Louvière en de fabriek in Mettlach komen voornamelijk in handen van Eugen en Victor Boch. Langzaam maar zeker vervangt de productie van La Louvière de marchandise van Septfontaines voor de Belgische markt.
Vanaf 1846 werd Septfontaines meer een “tweede-rangs” fabriek waar de productie van keramieke tegels werd geintroduceerd. Tegen 1870 was Villeroy & Boch wederom marktleider in de productie en leidde zelfs werknemers op voor de installatie van hun tegels wereldwijd. Vaudrevange stopt in 1931 met productie en de fabriek wordt geliquideerd. Aan het einde van de eeuw was Villeroy & Boch globaal het meest succesvolle bedrijf in keramiek met meer dan 7.000 werknemers verdeeld over Duitsland, Luxemburg en Belgie. De fabriek in Dresden was inmiddels de grootste producent geworden van servies. Ook Keramis blijft vanaf zijn opening in 1844 tot 1950 de meest bekende en geapprecieerde fabrikant van servies- en decoratiewaren in België.
In 1973 wijzigt Boch Frères zijn officiële status naar Boch S.A., deze houdt stand tot 1985 waarna de productie volledig wordt stopgezet. In december van hetzelfde jaar wordt M.R.L. Boch gelanceerd en gaat verder met de productie tot 1988 waar hij failliet wordt verklaard.